Vroeger als iemand een stuk van jou controleerde op spelfouten, of jou corrigeerde, bewees diegene je een dienst. Jij bedankte die persoon, had weer wat bijgeleerd over de Nederlandse taal, en ging verder met je leven. Heden ten dage, echter, wordt die persoon uitgescholden voor grammar nazi. Wat op zich ironisch is, want vrijwel elke grammar nazi zal een hekel hebben aan het gebruik van een Engelse term dwars door het Nederlands heen. Zeker zo’n lelijke Engelse term. Ik heb dan ook geprobeerd om een hippe variant in te brengen, zoals grammaticagruwel, spelfoutensoldaat, of zinsconstructiezondaar. Die laatste is het minst populair.
Het mocht niet baten, jammer genoeg. Het lijkt alsof iedereen koppig vasthoudt aan zijn eigen taaltje. In plaats van te leren van zijn of haar fouten, maken ze expres nóg meer fouten om te laten zien dat het ze niks kan schelen. (“Pff, wat is er mis met politicussen? Hun begrijpen toch wat ik bedoel!” “Zij begrijpen wat je -” “Ja ja, hou jij je mond maar.”)
Ik, als iemand die erg veel schrijft (op allerlei manieren), stoor me daar aan.
Het gaat mij niet om dat iemand fouten maakt. Mensen maken fouten, dat is nou eenmaal zo. Je moet ergens beginnen. Ik schreef vroeger ook zinnen waar de meest bedreven Neerlandicus nog niet doorheen zou komen. Ik doe het nog steeds van tijd tot tijd.
Het gaat erom dat mensen niet willen verbeteren. En daarmee hebben ze een slechte uitstraling op iedereen. Als driekwart van de mensen “als/dan”-fouten maakt, neem ik dat vanzelf over op den duur. Ik kan de “-dt” op de juiste momenten aanroepen, maar als mensen om mij heen voltooid deelwoorden standaard gaan eindigen op een “-dt” (“voor de zekerheid“) maakt dat toch niks meer uit. (“Ik was even naar de supermarkt gewandeldt” is een zin die ik echt voorbij heb zien komen. De schrijver van die zin weigerde toe te geven dat er misschien iets niet klopte :p)
Ik ken mensen die dromen van een bestaan als schrijver. Tijdens hun zoektocht naar hun eerste grote roman houden ze een blog bij of schrijven gedichten, maar beseffen niet hoeveel fouten ze maken. Want iedereen die er iets van zegt wordt meteen gezien als de grote boosdoener en de kwade criticus. En dat soort mensen hebben natuurlijk nóóit een punt. Dus iedereen blijft lekker vasthouden aan nauwelijks te lezen paragrafen. En aan dingen zeggen die ze eigenlijk niet bedoelen, want ze weten niet eens dat iets ook een andere betekenis heeft. Op een gegeven moment is die schrijver in spe dus niks verbetert in schrijven, ook al houdt diegene al jarenlang een blog bij, en komt die droom nooit dichterbij.
Dat zou op zich allemaal geen punt zijn als het oké was om elkaar te verbeteren. Als iedereen bereid was om te leren. Maar dat is dus niet zo. En alsof dat nog niet erg genoeg is, worden wij, grammaticagruwels, weggezet als de boze tovenaar die zichzelf te goed vindt.
De afgelopen jaren heb ik talloze artikels zien verschijnen over onderzoek — soms serieus, soms minder serieus — dat uitwees dat spelfoutensoldaten minder aardige of sympathieke personen zijn. Ze zouden met het verbeteren van andermans spelling willen laten zien dat ze zelf geweldig zijn en alle macht over taal in pacht hebben. Ze zouden — door in te gaan op fouten in spelling, grammatica, of stijl — de inhoud ontwijken en niet écht fatsoenlijk luisteren naar wat je zegt.
Een leraar die proefwerken nakijkt en de fouten corrigeert, voelt die zich te goed voor zijn studenten? Een voetbalcoach die je na een slechte wedstrijd vertelt wat je moet doen om minder ruk te spelen, wil die je alleen maar afzeiken? Nee, en zo is het ook met ons, zinsconstructiezondaars. Zolang niemand je verbetert, blijf je voor eeuwig onprofessioneel overkomen in je baan. Je blijft dingen zeggen die niemand begrijpt, andere mensen negatief beïnvloeden met de verkeerde regeltjes, en de deur openzetten voor miscommunicatie.
Juist het feit dat we anderen verbeteren betekent dat we hun geratel nauwgezet hebben gevolgd. Dat we er iets om geven. We willen dat jij duidelijker, fijner en mooier communiceert! We willen je helpen! Dus laat dit je overtuigen om zelf ook een grammaticagruwel te worden. Of, op z’n minst die personen niet meer als vijanden te beschouwen.
Om toch met een vrolijke noot af te sluiten, een verhaaltje. Ik heb altijd erg veel verslagen moeten schrijven voor mijn studie. (Althans, dat vind ik zelf.) Misschien vond ik dat nog wel leuker dan de daadwerkelijke studie. Ik was derhalve meestal de baas en eindverantwoordelijke van het verslag; de rest vogelde het project maar uit. (Als het verslag een individueel project was werd het allemaal een stuk minder leuk.) Om die reden zijn verslagen vrijwel altijd vrij geweest van spelfouten, zinnen die niet lopen, of dubbelzinnige bewoordingen. Ik heb altijd commentaar gehad dat het verslag mooi en fijn geschreven was. Dat heeft me vaak pluspunten opgeleverd! (Regelmatig stond het expliciet op het scoringsformulier: bonuspunten voor duidelijk/foutloos/helder verslag.)
Eén keer maar kon ik het verslag niet nakijken. Ik had het erg druk en geloofde het wel. Die keer heb ik mijn laagste punt ooit voor een verslag gehaald, en door het verslag heen was vijftig procent van de feedback over spelfouten en zinnen die nergens heen leken te gaan. Het gaat niet alleen om dat je de regeltjes volgt, het gaat er ook om dat je fijn en duidelijk communiceert. En dat kan je leven een stuk makkelijker maken. Geloof me: leer goed communiceren, en je hoeft niet eens te begrijpen wat je in je verslag schrijft!
UPDATE: Mijn moeder heeft sinds kort een nieuwe benaming voor mij (en mijn zusje) bedacht: de grammaticagestapo. Ik vond het een goed gevonden taalkundige term voor iemand die weigert te luisteren naar taaladvies :p Ze wordt al boos op ons voordat ze iets zegt, en al helemaal voordat wij iets zeggen. Maarja, zij (en vele anderen) kunnen dingen zeggen als “hij was groter als zij” (of het omgekeerde: “hij is even groot dan zij”), en dan weet je niet wat ze bedoelen. Je gaat ervan uit dat alleen de “als” verkeerd is (hij is dus gewoon groter dan zij), maar soms blijkt achteraf dat ze juist het andere bedoelde (hij is even groot als zij). Als je dit voorbeeld even uitbreidt naar alle andere taalkundige constructies, zie je waarom je snel miscommunicatie krijgt.
Er zijn (nog) geen reacties.