Het is misschien wel het bekendste schrijfadvies ter wereld: “show, don’t tell”
Als je wil dat lezers echt opgaan in je verhaal, moet je laten zien wat er gebeurd, wat karakters voelen, in plaats van het de hele tijd letterlijk vertellen.
En het advies is zo bekend omdat er een sterke kern van waarheid in zit. Het is ook beter om dingen te laten zien. Zeg niet dat je karakter een lafaard is, laat diens laffe gedrag zien.
Maar het probleem met zo’n one-liner is dat je het snel naar extremen gaat trekken. Ik schreef (jaren geleden) een boek dat veel te lang was en toen ik het recent terugvond zag ik meteen waarom. Elke emotie, elke actie, liet ik in detail zien. Het maakte het verhaal twee keer zo lang als nodig en voelde vooral saai en moeilijk om te lezen.
Dus er is een balans. Sommige dingen moet je laten zien, andere moet je direct vertellen.
De drie niveaus
Maar ik heb inmiddels geleerd dat het nog verder gaat dan dat.
In mijn ogen zijn er drie niveaus van schrijven:
- Vertellen: je vat iets samen met een zin die precies zegt wat de lezer moet weten
- Laten zien: je schrijft iets uit tot een langere paragraaf of scene
- Laten voelen: je gebruikt meerdere stappen, meerdere scenes, meerdere paragrafen om een gevoel helemaal over te brengen.
Elke keer als er iets gebeurd in je verhaal, vraag je aan jezelf hoe groot of belangrijk dit is. De allerbelangrijkste dingen moet je de lezer laten voelen. De belangrijke dingen moet je laten zien. En de rest? Gewoon vertellen.
Als een personage boos wordt over iets dat iemand zegt, maar dat gevoel verder niet belangrijk of langdurig is, kan je dat gewoon opschrijven.
“Zijn laatste zin maakt me kwaad.”
Als deze boze reactie wél belangrijk is, of langer aanhoudt, of meer nuance heeft, dan laat je het zien.
“Mijn kaken klemmen op elkaar en ik verfrommel het papier. Hoe durft hij dat te zeggen?“
Als deze boosheid het allerbelangrijkste is van dit verhaal, of van deze persoon, dan wil je het de lezer laten voelen.
“Ik voel nog de slagen van de riem. Mijn schreeuw om hulp, geen antwoord. Ik deed toch alles dat moeder wilde, alles? Zij wilde dat ik meteen trouwde uit school, heb ik gedaan, en toch tien slagen, want mijn man was gemeen en lui, en dat is hij ook, maar zij dwong mij. Ik wilde de piano, wilde elke dag de toetsen voelen en mijn oren vullen met die klank, maar mijn moeder gooide het ding bij het grofvuil alsof het niets meer was dan een paar houten planken. Protesteren? Tien slagen. En nu durft hij te zeggen dat ik een makkelijk leven heb gehad?”
(Ik schrijf dit ter plekke, weet niet of het helemaal het juiste idee overbrengt. Idealiter heb je dus meerdere scenes die laten zien dat iemand steeds bozer wordt over steeds meer onrecht. Misschien moet ik in het vervolg voorbeelden pakken uit bestaande boeken.)
Dit zorgt dat je verhaal niet onnodig lang(dradig) wordt. Maar het geeft ook duidelijk aan waarop de lezer het meeste moet focussen, en dwingt jou als schrijver om na te denken over wat nou de belangrijkste onderdelen van je boek zijn.
Want als je dat eenmaal voor jezelf helder hebt, is dit een heel simpel principe om toe te passen.
Iets dat helpt bij deze beslissing is om te kijken naar de gevolgen. Als het voelen van een emotie grote gevolgen heeft voor het verhaal (zoals dat het personage besluit iets heftigs ermee te doen), dan is het dus van het hoogste niveau. Als je iets uit over een personage simpelweg omdat het een interessant feitje is, maar het heeft verder geen gevolgen, dan is dit het laagste niveau en moet je het gewoon vertellen.
Een alternatieve vorm van “show, don’t tell” is dan ook “experience, don’t explain”.
Maar hoe vullen we dit in?
De enige reden om de langere vorm te kiezen (dus om iets niet rechtstreeks te vertellen), is als je unieke details noemt.
Je kan de zin “ik was bang” wel verlengen tot “mijn hart klopte in mijn keel en mijn handen werden zweterig”, maar daarmee zeg je niets nieuws. Je gebruikt meer woorden om “ik was bang” te zeggen.
Nee, laat zien wat voor concrete soort angst het is. Geef details voor dit personage, voor deze unieke situatie, die de angst weergeven. Alleen dan heeft het zin om iets te laten zien in plaats van het direct te vertellen.
Maak het fysiek. Laat het zien door de handelingen die iemand doet als ze iets voelen of denken, laat het zien in wat ze zeggen en hoe ze het zeggen. Beschrijf de symptomen van het gevoel, niet het gevoel zelf. Vooralsnog kunnen we niet in iemands gedachten kijken en voelen wat ze voelen, dus verhalen moeten het op deze manier “externaliseren”.
En als je dat doet, kan je dus het beste woorden kiezen die specifiek zijn, die veel emotionele lading meedragen. Want dat is waarom het gaat: je schrijft een gevoel (of een stukje informatie) uit tot een langer stuk zodat die emotie, de kern van de informatie, beter binnenkomt bij de lezer.
Ik lees iets te veel boeken die denken dat ze iets laten zien, maar eigenlijk een paragraaf gebruiken om iets simpels te zeggen. Deze verhalen zeggen ofwel dingen waarvan de schrijver zelf niet eens weet wat ze bedoelen (maar het klinkt pseudo-filosofisch op het eerste gezicht), ofwel alleen maar cliché uitspraken (zoals mijn voorbeeld hierboven).
(Zodra iets cliché wordt, verandert het automatisch in “vertellen”. Want lezers kennen het als een soort “shortcut” naar het duidelijk maken van een bepaalde emotie. Zoals je hart dat klopt in je keel, zeggen dat je je leeg voelt van binnen, vergeten te ademhalen, etcetera.)
De balans zit in het midden. Bedenk wat je wilt uiten en vind de specifieke uitdrukkingen daarvoor. Bang zijn voor spinnen is een andere angst dan bang zijn voor de dood. Jaloers zijn omdat je vriendin een mooie jurk heeft gekocht, is anders dan jaloers zijn omdat jij straatarm en depressief bent en anderen rijk en gelukkig. Elke emotie die je kunt vertellen met één woord, kent duizenden variaties die meer zinnen en specifieke woordkeuzes nodig hebben om te uiten.
Als laatste gelden de algemene schrijfregels: vermijd vage vergrootwoorden (“heel boos”, “extreem jaloers”) en filterwoorden (“ik voel me boos”, “ik zie dat ze boos is”).
Kies het specifieke woord voor de emotie. Heel boos = kwaad. Heel bang = doodsbang. (Hoewel dat een twijfelgevalletje is.)
En de hele reden dat je iets beschrijft in een boek, is omdat je het ziet of voelt. Die woorden hoeven er niet bij en creëren juist een enorme afstand, alsof je alles bekijkt vanuit de veilige bosjes ver weg.
Als je dieper wilt gaan
Ja ja, er is altijd een volgende laag. Alle tips hierboven zijn enorm waardevol en zullen je in staat stellen om hele goede verhalen te schrijven.
Maar als je de uitdaging aandurft, kan het nog een stapje beter.
Het hele voordeel van boeken is dat we in iemands gedachten/perspectief kunnen zitten. We kunnen letterlijk alles opschrijven door een paar letters te typen.
Dus maak hier ten volste gebruik van. Structureer je plot rondom deze cyclus: introspectie leidt tot actie, wat leidt tot introspectie, wat leidt tot actie … totdat het ergens ophoudt, omdat een van de twee dingen definitief verandert of verdwijnt.
(Ook wel: emotie/karakter -> actie/gevolgen -> emotie/karakter -> actie/gevolgen … )
De meeste mensen denken of constateren niet “ik ben boos”. Die emotie leidt tot een andere manier van denken. Ineens rakelen ze herinneringen op. Ineens worden ze geobsedeerd met de kleinste dingen die men hen heeft aangedaan. Oftewel, introspectie is de meest natuurlijke en effectieve manier om iets te laten zien.
Tegelijkertijd is introspectie natuurlijk saai en langzaam. Het plot staat stil, je loopt maar rond in iemands gedachten. Dus om dit op te lossen moet je de magische lijm gebruiken: elke periode van introspectie leidt tot actie/gevolgen/het volgende plotpunt.
Als je die cyclus hanteert, denk ik dat je hele diepgaande boeken kan schrijven waarin je op de juiste momenten iets laat zien/voelen.
Tegelijkertijd kan je hiermee natuurlijk geweldig karakter (en in mindere mate schrijfstijl) laten zien. Sommige personages denken vooral positief, andere negatief. Sommige hebben meer een “stream of consciousness” (waarbij ze van het ene naar het andere onderwerp hoppen), anderen denken meer gestructureerd of bijten zich echt vast in iets.
Een goede truc is om een personage dingen te laten beschrijven die voor hen (om wat voor reden dan ook) heel belangrijk, emotioneel of spannend zijn … maar voor alle andere mensen heel normaal en onopvallend.
(Zo kende ik ooit iemand die doodsbang was als ze dacht dat er een luid geluid aankwam. Veel kinderen vonden het leuk om boterhamzakjes op te blazen en dat te laten knallen. Zij dachten er verder niet over na, maar zij gooide elke keer de handen tegen de oren of rende weg als ze iemand met boterhamzakjes zag.)
Als je niet melodramatisch wil overkomen
Rest ons een laatste vraag: hoe voorkomen we — met al deze aandacht voor emotie, innerlijk conflict, drama, en dat uiteenzetten — dat lezers hun ogen rollen en het allemaal maar melodramatisch vinden?
En dat is denk ik de moeilijkste vraag van allemaal. Want mensen hebben andere niveaus van emotie of begrip. Ik ben zelf een heel logisch en praktisch persoon, dus hoewel ik emotie kan begrijpen in boeken die ik lees en vind dat het goed geschreven is, denk ik het grootste deel van de tijd “wat een idioten, dit kan je gewoon oplossen zonder al deze drama”.
(Ik weet dat veel schrijvers emoties in verminderde mate voelen en hun hersenen soort van hebben getraind om hier op een meer analytische manier over te denken. Want dat is jouw werk, als schrijver.)
Maar in het algemeen gebeurt dit als je die grote (emotionele) momenten niet hebt verdiend.
Oftewel, het probleem zit dan niet in die paragraaf zelf of je woordkeuze. Het zit in alle hoofdstukken daarvoor waarin het niet goed is opgebouwd.
Als een personage uit het niets helemaal woedend wordt, dan kan je dat geweldig beschrijven, maar elke lezer zal het onverwacht en melodramatisch noemen. Als het personage langzaam bozer wordt, als we langzaam stukjes achtergrond krijgen, steeds heftigere beschrijving van hoe die boosheid precies in elkaar steekt, dan voelt die melodramatische kwade uitbarsting “verdiend”.
Hier spelen ook die “pseudo-filosofische” uitspraken mee. In een poging een complex karakter uit te leggen, grijpen schrijver (inclusief mijzelf) al snel naar metaforen, elke denkbare vorm van beeldspraak, poëtische zinnen. Maar dat maakt het melodramatisch, dat verwijdert ons juist van de realiteit. Want de meeste mensen denken of praten niet in gedichten als ze een emotie voelen. Dus houdt het gegrond, houdt het simpel en realistisch.
Het belangrijke is dus de variatie, de gradaties van emotie. Als je een scene hebt waarin elke zin die men zegt een extreme emotionele uiting is, dan wordt het melodramatisch. Maar als het langzaam opbouwt, als er maar één of twee uitbarstingen zijn, dan voelt het realistisch. Hetzelfde voor een scene waarin elke handeling groots en fysiek is, zoals een boos personage dat constant deuren dichtslaat, muren slaat, een vuist maakt, etcetera.
De meeste emoties gaan niet plotseling van 0 naar 100. Ze bouwen op. Je probeert ze misschien tegen te houden, totdat ze jou overmeesteren.
En als je het echt goed wilt doen, dan bouw je niet alleen op qua intensiteit, maar ook qua complexiteit. Steeds “een stukje bozer” zijn is moeilijk te communiceren en voelt al snel repetitief. Als de redenen van de boosheid steeds ietsje verschuiven, iets ingewikkelder worden, dan voelt elke passage van boosheid fris.
Als je alles groot en emotioneel maakt, dan is niets groot en emotioneel. Dan is het melodramatisch.
(Met als indirect gevolg dat je dus niet constant binnen een paar zinnen kunt wisselen tussen emoties of standpunten, alles moet opgebouwd en afgebouwd.)
Dialoog
Natuurlijk is dialoog een van de belangrijkste middelen bij het schrijven om dingen te laten zien. Zowel door wat ze zeggen, hoe ze het zeggen, en ook vooral wat ze niet zeggen.
In heftige situaties gebruikt men een verzachtende uitspraak of juist een hyperbool. Bij onzekerheid beginnen ze over allemaal andere dingen, in de hoop dat die ander uiteindelijk begrijpt wat ze wilden zeggen. Wij praten eigenlijk heel ingewikkeld, vol vergelijkingen, anekdotes, implicaties, woordkeuzes, weigeren om iets hardop te zeggen of juist jezelf keer op keer herhalen alsof dat die ander overtuigt.
Hier heb je dezelfde keuze: zegt een personage letterlijk wat ze vinden of willen (wat veel tijd en complexiteit scheelt), of praten ze eromheen zoals we meestal in het echt doen?
Maar dialoog is een heel vak apart, dus ik ga er in dit artikel niet verder op in.
Conclusie
Hopelijk geeft dit een hoop tips en aanknopingspunten voor betere verhalen. Wanneer je kort moet zijn en wanneer juist lang. (Als je erop let, zal je merken dat zelfs de beste schrijvers regelmatig simpele zinnen schrijven als “ze was moe” of “hij voelde een hint van jaloezie”. Want de emotie is even belangrijk om te communiceren in de scene, maar in het algeheel is dit geen groot moment dat meer tijd moet krijgen.)
Wat het precies betekent om iets te laten zien, te laten voelen, naar buiten te laten komen tussen de regels door. En hoe je voorkomt dat je alsnog te langdradig of melodramatisch wordt.
Maar zoals altijd, blijf schrijven, blijf proberen, want je wordt hier vooral beter in door ervaring op te doen.
Er zijn (nog) geen reacties.