Omdat je nooit weet wanneer je het nodig gaat hebben

Traplopen

Na jaren extensief onderzoek ben ik er achter gekomen dat iedereen ter wereld komt met ander traploop-DNA. Sterker nog, de manier waarop iemand traploopt is vaak zodanig expressief en uniek, dat je kunt horen wie er naar beneden komt. De een bonkt op de treden als een dronken olifant, de ander trippelt over de treden als een bepaald wit paard over het dak, en weer een ander springt gewoon steeds drie treden per keer omhoog.

Die ander ben ik. Al voor zo lang als ik me kan herinneren race ik de trap op en neer. Als ik naar boven moet ga ik niet gewoon naar boven, ik zweef over de treden alsof mijn leven er van af hangt. Als ik naar beneden moet ga ik niet netjes stap voor stap, ik pak de leuning stevig vast en laat mezelf drie treden per keer vallen. (Althans, vroeger, toen ik jong en klein was. Als ik dat nu probeer kan ik meer treden vallen, maar dat komt omdat de trapleuning los zou schieten.) Ik weet niet waarom ik het doe. Ik heb helemaal geen haast, maar toch sta ik elke keer na een traploop-sessie weer te hijgen en te puffen.

Aan de andere kant, naast het looptempo, heb je natuurlijk hoe hard iemand de treden laat trillen. Ik ben redelijk licht, dus mij hoor je niet of nauwelijks. Ik heb daar een aantal keer in mijn leven complimenten op gekregen. Dat was me, blijkbaar, zodanig dierbaar dat ik het heel goed onthouden heb. In Lord of the Rings heb je namelijk dat de Elven “lichtvoetig” zijn, en dat je daarom hun voetstappen in de sneeuw niet ziet (of hoort). Als mensen mij complimenteerden op mijn traploop-techniek, voelde ik me een beetje een Elf. En iedereen weet dat die super cool zijn. En magisch.

Misschien wel daarom heb ik al deze gewoontes er in gehouden, zelfs nu ik al wat groter en zwaarder ben, en mensen een volwassen manier van traplopen verwachten. (Wat dat dan ook mag betekenen.) Dat heeft welgeteld één extra voordeel: ik ben gezonder bezig, aangezien traplopen voor mij een soort exercise is. Het andere voordeel was dat ik sneller op mijn bestemming ben, maar de meeste gebouwen hebben dezer dagen een lift, en daar kan ik toch moeilijk van winnen.

Naast dat voordeel, echter, heeft het een hoop nadelen – namelijk dat het nogal wat vreemde situaties oplevert. Bijvoorbeeld, vóór het hoofdgebouw van mijn universiteit staat een grote brede trap die steeds smaller wordt naar boven toe. Als ik daar op loop ga ik meestal drie keer zo snel als alle andere mensen, wat zorgt dat ik een beetje tussen ze door moet slingeren (en ze voor het hoofd sla met alle knuffeltjes aan mijn tas), en een “wie gaat er eerst” situatie bovenaan de trap krijg. De andere optie is in het tempo van de alledaagse student meejakkeren, maar dat is voor mij zo langzaam dat ik mijn evenwicht verlies en steeds omval. (Een beetje hetzelfde idee als dat je heel hard aan het fietsen bent, en dan ineens achter iemand moet fietsen die superlangzaam gaat. Je hebt geen idee hoe, maar zij blijven gewoon recht overeind op dat slakkentempo, terwijl jij alvast de zachtste plek in de bosjes aan het zoeken bent.)

Dus ik blijf het gewoon doen. Al lachen mensen me uit dat ik steeds de trap pak in plaats van de lift, al zie ik er uit alsof ik de bovenste verdieping moet halen of er gaat iemand dood, al doen mijn benen elke keer weer zeer – ik ben een Elf, en dat kan niemand anders zeggen.

Overigens, een “wie gaat er eerst” situatie wordt altijd opgelost door gewoon vastberaden door te beuken. Het helpt ook om recht vooruit te kijken, alsof je de andere persoon niet eens ziet. Voorrang krijg je niet, dat moet je nemen.

Er zijn (nog) geen reacties.

Geef een reactie